|
Anne Mortimer, Leaping Hare (2018). Giclee Fine Art Print on 310gms Hahnemuhle Photo Rag Paper, individually finished in gold leaf, 34 x 54 cm. Limited edition, no. 21/95.
|
Het was een haas, een schilderij met een springende haas, waarvoor we nog eens helemaal zijn teruggegaan naar Porlock Weir. Teruggereisd, kun je beter zeggen. Want wat een reis! We hadden 'm ook kunnen laten opsturen, de print, opgerold in een koker, maar de lijst die eromheen zat was wel heel bijpassend, had precies de juiste kleur. Die wilden we erbij. Alleen, dan paste-die niet meer in de koffer, dat zou een handkoffer zijn,* want in het ruim van een vliegtuig wilde je 'm ook niet achterlaten, omdat er in de lijst glas zat. Het beste was dus om 'm te gaan halen, de haas, met de trein.
Heen zijn we nog wel gevlogen. Ook al een reis van zo'n acht uur, met auto, vliegtuig, bus, trein en nog twee keer een bus. Dat zijn zes vervoermiddelen. Maar dan ben je er ook echt, in Porlock Weir, en sta je een paar minuten later bij de galerie.
Hannah Norman, de nieuwe eigenaar van het optrekje – zij is vooral gespecialiseerd in het
portretteren van honden –,** laat het ons zien. Daar staat het, in de hoek achter de deur. Ze tovert er een Engelse glimlach bij als ze het ons overhandigt.
Ingepakt. Anne Mortimer mailde het al, de zondag voor ons vertrek, dat haar
Leaping Hare klaarstond in de
Real Exmoor Studio, 'all wrapped ready for your collection'. Het schilderij zit zo mooi verpakt, met bubbeltjesplastic en dik pakpapier met breed papieren plakband, dat het niet verstandig lijkt het voor de reis naar huis nog even uit te pakken. Hannah verzekert ons dat erin zit wat erin moet zitten en daarmee zijn we gerustgesteld.
Anne Mortimer zien we niet meer, zij is in augustus met pensioen gegaan. Wat ze heeft ingepakt, hebben we 25 juni voor het laatst gezien.
|
Met het schilderij voor de Real Exmoor Studio in Porlock Weir. |
Dit is de queeste van het schilderij met de springende haas.
Je krijgt het niet zomaar.
We staan bij de bushalte voor het Visitor Centre annex Library van Porlock. Die zitten samen in één gebouw.
De bibliotheek bestaat tien jaar. Dat werd gisteren gevierd, op 10 oktober – drie tienen –, toen we toevallig bij het informatiecentrum waren voor een wandelkaart, met allerlei zelfgebakken Engelse cakes en thee – ik heb een plakje genomen. Vandaag is het vrijdag 11 oktober.
We zijn op tijd uit bed gestapt en hebben vroeg ontbeten, om maar niet de bus te missen. Daarom staan we er wel een kwartier te vroeg, bij de bushalte. Toch zijn we niet de eersten. Er staat al een man met een hoed op en een rugzak om, een wandelaar. Wij zijn de tweede en de derde die erbij komen in de cue. We mogen er wel van uitgaan dat we een plekje hebben in de bus. Vlak na ons komen er nog vier mensen in de rij staan.
We moeten naar Minehead, met het schilderij en twee koffertjes. Maandag hebben we het kunstwerk opgehaald bij de galerie in Porlock Weir. We verblijven er twee nachten in The Bottom Ship Inn. En plakken er nog twee nachten aan vast in The Top Ship Inn in Porlock. Daar staan we nu bij de bushalte. Het busje (met nummer 10 – de vierde tien in dit verhaal) waar we straks in zullen stappen, is onze eerste rit op weg naar huis.
Daar is het al, het stopt aan de andere kant van de weg, het busje dat er pas om 9.40 uur had moeten zijn. Toch is het niet te vroeg, want het moet eerst nog naar Porlock Weir. Dat is de eindhalte, aan zee. We kunnen gewoon wachten tot het terugkomt naar Porlock en stopt bij deze halte... Laten we dat doen, wachten tot het terugkomt en dan instappen... Maar dan begint een vrouw van een huis aan de overkant naar ons te roepen dat het beter is als we nu al instappen, omdat het busje via een andere route door Porlock terugkomt. Dat is vreemd, want aan de kant waar we nu staan is de bushalte waar we woensdag zijn uitgestapt, toen we uit Porlock Weir kwamen om onze intrek in The Top Ship Inn te nemen. Daar kun je dan ook weer instappen om verder te gaan naar Minehead, zou je denken. De vijf mensen, de wandelaar en de vier die er later bij kwamen, verplaatsen zich ondertussen naar de overkant van de straat, waar het busje wacht. Moeten wij dan ook maar instappen? We raken lichtelijk in paniek en stappen gauw in. Dan maar eerst naar Porlock Weir en van daaruit naar Minehead, via de door de vrouw aangekondigde onbekende route door Porlock. Omdat de andere vijf mensen al zijn ingestapt, stappen wij nu als laatste in en komen daardoor achter in de bus terecht, op de een-na-laatste bank. In Porlock Weir stappen de vijf uit en draait het busje om om terug te rijden naar Porlock, waar we gewoon weer stoppen voor de bibliotheek en het informatiecentrum. Wel heb je ooit!
We rijden Porlock uit over de buitenwegen. De bushaltes zijn er goed verstopt tussen de bomen en het struikgewas maar de buschauffeur weet ze allemaal te vinden. Het busje raakt al aardig vol
als er een oude man instapt die we nog kennen van onze vorige reis. Het is de autistische boer die zo geweldig naar urine stonk, net als nu, en altijd achterin ging zitten, net als nu, waar wij ook al zitten, waar we terecht zijn gekomen door de vijf overstekende passagiers in Porlock. Opeens stonden we niet meer ergens vooraan in de cue, op de plaatsen twee en drie, maar was er van een cue helemaal geen sprake meer.
We hadden het kunnen weten, dat hij nog ooit een keer zou kunnen instappen, en we wisten dat je daarom altijd voorin moest gaan zitten. dat was ons gezegd, maar nu is het te laat en komt hij de bus in. Hij heeft een mandje met eieren aan zijn arm. Onderweg naar achteren probeert hij die te slijten aan zijn medepassagiers. Een voor een spreekt hij ze aan – het is een heel gebeuren, de buschauffeur wacht –, maar allemaal deinzen ze achteruit. Ook wij. Bij de volgende halte komen er twee vrouwen binnen. Een gaat er voorin zitten. Naast ons, aan de andere kant van het pad, is nog een plekje vrij voor de andere vrouw. De oude man nodigt haar uit om naast hém te komen zitten, op de achterbank is immers nog voldoende plaats, maar terwijl zij hem groet met de woorden 'Good morning, Andrew', slaat zij zijn aanbod vriendelijk af. Als ze zit, maakt ze een lichte beweging met haar neus. De boer heeft nu ook een naam. We zullen hem nooit vergeten. De bus is gelukkig wat beter geventileerd dan die van de vorige keer, maar de lucht van plas, en ook poep, vestigt zich voor de duur van de reis toch stevig in onze neusgaten.
De queeste is nog niet voorbij. In Minehead stappen we over op bus 28, een wat groter exemplaar dan het busje waar we uit komen, maar overvol, met scholieren en andere reizigers. Achterin zijn gelukkig nog een paar plaatsen. Voorzichtig wurmen we ons ernaartoe, met de koffertjes en het schilderij. Niet stoten. Onze tweede rit naar huis, het is half elf in de ochtend. Schuin voor ons zit een jongeman met een plastic colaflesje, waarin een andere vloeistof zit dan je zou verwachten. Bier. Handig bedacht, want zo'n flesje kun je dichtdraaien als je er een paar slokken uit genomen hebt, maar met ook nog de telefoon in zijn handen lijkt hij dat niet helemaal onder controle te hebben. Gedurende de reis valt hij meermalen in slaap, voorover op de hoofdsteun van de passagier die voor hem zit en glijdt het flesje zonder dop erop steeds weer uit zijn handen. Van de drank die hij op deze manier al is kwijtgeraakt, loopt een kleverig spoor onder de stoelen door naar voren. De bus doet er lang over, een uur en twintig minuten. We stoppen in Taunton, een halte te ver, en moeten een heel stuk teruglopen om bij het station te komen. Het hoort er allemaal bij, bij het vervoer van een kunstwerk.
|
Taunton Station. |
London Paddington wordt de volgende stop. We boeken onze kaartjes om naar een vroeger tijdstip: in plaats van de trein van 14.07 uur nemen we die van 12.07 uur. Zo hebben we meer speling bij het nemen van de metro naar London St Pancras en komen we niet in de drukke avondspits terecht. Met een lijst waar glas in zit is dat niet handig. De trein van Taunton naar Londen is de derde rit naar huis. We kruiswoordpuzzelen wat en eten een broodje en kijken naar het landschap dat voorbij komt en weemoedig maakt. Het schilderij ligt veilig boven ons hoofd in het bagagerek.
|
Paddington Station. |
Om 14.16 uur komen we aan in Londen. Nu wordt het spannend. In de stationshal moeten we even helemaal stilstaan, met de koffertjes, het schilderij en onszelf. We vormen een eiland waar een dikke stroom mensen omheen loopt. Als een stromende rivier. Als de stroom wat dunner wordt, lukt het ons eruit te stappen. We lopen door de smalle gangen van de Underground, er moet nu niemand de hoek om komen en tegen ons opbotsen. Het blijft ingewikkeld, de ondergrondse, maar na één overstap zitten we in de metro die ons naar St Pancras brengt. Het spannendste gedeelte zit erop, de vierde rit naar huis.
|
In de Underground. |
Dan begint het lange wachten op de Eurostar. Hoe krijgen we het schilderij heelhuids door de bagagecontrole? Gelukkig past het in zo'n bak. Voor de zekerheid zeggen we het er nog maar even bij, dat het om een print in een lijst met glas gaat. De dinsdag na de aankoop zijn we nog teruggegaan naar de galerie, voor een bonnetje voor als de douane moeilijk gaat doen. Voor de zekerheid doet Hannah er ook nog een visitekaartje bij van Anne Mortimer, met daarop nog een keer de gegevens. Maar het gaat allemaal even soepel, er wordt nergens naar gevraagd. Daarvoor is het ook veel te druk met al die mensen die hierdoor moeten.
Twintig minuten later dan gepland, om 18.24 uur, vertrekt de trein. Onder het Kanaal door, via Lille en Brussel naar Rotterdam, waar we omstreeks 23.05 aankomen. Een lange reis. De vijfde rit naar huis.
Tussen Rotterdam en Leiden zijn deze avond en nacht werkzaamheden aan het spoor. De conducteur van de Eurostar raadt ons aan de metro naar Den Haag te nemen, naar Laan van NOI. Die vertrekt om 23.16 uur. Het is vrijdagavond en de wagons zitten vol uitgaanspubliek. Het is hier drukker dan in de Londense metro. Dit is de zesde rit naar huis.
Op het station in Den Haag nemen we rond 23.45 uur de trein naar Leiden. De zevende rit naar huis.
Om 00.08 uur komen we daar aan en brengt schoonzoon Vincent ons naar huis. Dat is de achtste rit naar huis.
Daar kunnen we het schilderij, de gicleeprint achter glas, eindelijk zien. Van de haas en al die planten en sprieten en stippen. Op de print zijn hier en daar spatten bladgoud aangebracht. Die springen eruit als het licht er onder een bepaalde hoek op valt. Wat we die nacht te zien krijgen voldoet geheel aan onze verwachtingen. Het is de week wachten en de reis van veertien uur helemaal waard geweest. Of eigenlijk nog langer, want we hadden het natuurlijk op 25 juni voor het laatst gezien. Toen we de plaat niet mee konden nemen, omdat we nog dat hele stuk van het South West Coast Path moesten wandelen. En dat we daar moesten zijn, in Porlock Weir, en die galerie in liepen, was ook niet zomaar. Dat hadden we te danken aan het onweer en de regenbuien van 17 september het jaar ervoor. Waardoor we toen dat stuk tussen Porlock Weir en Lynmouth niet konden lopen en dat in juni alsnog gingen doen. We hebben er allemaal geen spijt van. Want ook het ophalen van het schilderij, nu in oktober, leverde ons weer drie mooie wandelingen op, rondom Porlock en Porlock Weir, met veel nieuwe ervaringen en ontmoetingen. Een queeste met nogal wat zijpaden, zou je kunnen zeggen.
We zullen er altijd met veel genoegen aan blijven terugdenken.
|
De lichtgroene deur helemaal rechts is die van de Real Exmore Studio. Het het is zo klein, het raam erna hoort er al niet meer bij. |
** Dit is Engeland in optima forma. Hondenbezitters laten hier hun viervoeter portretteren. De kunstenares heeft het er druk mee. Ze doet er zo'n zes in de maand, vertelde ze ons.