|
Porthpean Beach. |
Bij de strandkiosk van Porthpean Beach spreken we een Engelsman. Hij zit aan een tafeltje en heeft een groen petje op. We mogen bij hem zitten. Zijn rechterarm zit vol armbandjes, van die rubberachtige van zacht plastic, in verschillende kleuren. Wilma wil weten waar je ze kan kopen. Want de roze, met CORNWALL erop, wil ze wel hebben. De Engelsman weet niet waar je de armbandjes kunt kopen, hij heeft ze allemaal gekregen, maar de roze kan je wel van me krijgen, zegt hij. It's a souvenir. Om erbij te komen, moeten eerst alle andere armbandjes af, want de kleur zit bijna bij zijn elleboog. Of hij een ijsje van ons wil, de Engelsman – nee hoor. Waar we vandaan komen – we vertellen het. Hij is in zijn jonge jaren een paar keer in Eindhoven geweest. Dat is zeker al vijftig jaar geleden, moet hij constateren. En ook een keer in Scheveningen, op de pier. Naast hem zit een jonge vrouw, van wie hij soms ook armbandjes krijgt. Zou het zijn dochter zijn, of kleindochter? Of we nog ver moeten, vragen ze. Naar Par, naar The Royal Inn. Dat is nog wel een stukje lopen, omdat de kust na dit strand is afgebrokkeld, dus moeten we een omweg maken. Aan het eind van het strand waar het pad begint, staat een bord.
|
We zoomen in. Die fietsen zijn misschien wel van die mensen vooraan op de kade. |
|
Hij zit aan een tafeltje en heeft een groen petje op. |
Bij het bord waarop de omleiding staat aangegeven lijkt het alsof je door kan lopen, dus lopen we nog een eindje door, tot we bij een afsluiting komen. Geen echte, want je kan eromheen. Er loopt een man zijn hond uit te laten, hij komt van de andere kant, van het pad langs de afgebrokkelde kust. Er is niets aan de hand, zegt hij, het is allemaal sterk overdreven, ik heb meer wandelaars zien doorlopen. De man maakt een vertrouwenwekkende indruk. We lopen door, wat wel spannend is, over een smal pad langs de achterkant van tuinen en schuttingen, met rechts de zee, onderaan de rotsen. Achter een van de schuttingen is een man zijn tuin aan het maaien. Hij roept wat naar ons, en schudt zijn hoofd. Dat we maar beter niet door kunnen lopen, omdat het niet verstandig is. Dat is wat hij roept. Als we nog wat doorlopen komen we bij een hoog spijlenhek dat met kettingen en hangsloten is dichtgemaakt. Het staat dwars over het pad en aan de rechterkant hangt het in de struiken boven de zee. Hier kunnen we met geen mogelijkheid voorbij.
|
Net onder de o van Duporth zijn we door de tuin gegaan. |
We moeten het hele eind terug, voorbij het punt waar we de man met de hond zijn tegengekomen, de man met dat vertrouwenwekkende gezicht, naar het eerste bord waarop de omleiding staat aangegeven. Die moeten we dan volgen. Maar zover zijn we nog niet. Misschien dat die hoofdschuddende man zijn tuin nog aan het maaien is, dan maak ik wel even een praatje. We lopen terug. Daar is hij weer. Gelukkig is hij nog bezig, misschien heeft hij wel op ons gewacht. Omdat hij weet, ze komen terug. Hij kent de situatie natuurlijk, van het spijlenhek verderop. Hij zegt iets over dat we het hele eind weer terug moeten lopen tot aan het bord met de omleiding, or – en dan verschijnt er een glimlach op zijn gezicht – ik laat jullie door mijn tuin. Dat kleine woordje or, daar wachtte ik op, ik heb erop gerekend. Misschien valt dit hele gesprek dat we hier voeren wel onder de zo befaamde Britse humor. Maar dat kleine woordje or, het scheelt wel vier kilometer. We lachen vriendelijk terug. De poort gaat open en daar gaan we, voorzichtig over zijn pasgemaaide gazon, een Engels gazon, door het huis, om aan de voorkant op de straat uit te komen. Nu is het nog een klein stukje, tot Charlestown en vandaar naar Par. Misschien heeft het armbandje ons meteen al geluk gebracht.
Or....uit c or nwall
BeantwoordenVerwijderenGaan dit jaar weer naar deze onwijs mooi omgeving.
BeantwoordenVerwijderen