Als het lente is, lees ik een krant op een terras en drink een latte uit een glas. Of om het even een boek met een cappuccino of een dubbele espresso. Maar dat kan ook als het zomer is. 's Winters ga je binnen zitten.
We leggen aan bij een verrijdbare loopplank. Als het vloed wordt, duwt de ferryman de loopplank wat meer de kant op – hij drukt de neus van de ferryboot ertegenaan en geeft vol gas.
Het strandje van Helford Passage ligt vol met bootjes, kano's, surfplanken, alles wat varen kan. Het is een vrolijk gezicht. Je zal hier wonen, in die huizen aan dat oplopende straatje. Zoals die mensen in hun voortuin. Een inham aan zee, met overal weer andere mooie plekken.
Een smal paadje leidt ons naar de ferry. Je kan elkaar er maar net passeren, de mensen die zijn uitgestapt en je tegemoetkomen en wijzelf die onderweg zijn naar de boot. Tussen hoge struiken lopen we verder. Ik weet niet of we nog een bordje hebben gezien, dat zal wel, dat daar de ferry is, daar verderop, maar dan komen we bij de steiger. Met een uitklapbord.
Het blauwe water van de rivier is vol met bootjes die voor anker liggen. Daar ergens tussendoor zien we dat de ferryman ons gezien heeft. Hij heeft een hondje dat de hele dag met hem meevaart, trouw aan zijn baas.
Het hondje, dat als er passagiers uit- en instappen snel de steiger op glipt en weer terug de boot in, mee wil helpen, meedoen met de baas, zenuwachtig bijna, druk bezig, om te zien of alles wel goed gaat, gedienstig, en als de boot weer wegvaart plat op de bodem gaat liggen en alles en iedereen in de gaten houdt, voor zijn baas.