Zondag zaten we in de tuin, we waren kraaien aan het lokken, met pinda's en stukjes kaas, steeds dichterbij. Dan gaan ze zijwaarts hippen, zodat ze altijd weg kunnen vliegen. Steeds heen en weer kijkend. De kop dan weer naar het voer en ons daarachter, dan weer naar de wijde wereld. Het zullen kauwtjes geweest zijn, want kraaien zijn veel groter. Op een gegeven moment dacht ik, als ik me nu klein maak en op de grond ga liggen en dan mijn arm zo lang mogelijk maak, met tussen mijn vingers een lang stukje kaas, misschien komen ze dan wel uit mijn hand eten. Zo lag ik, laag bij de grond. Tot er opeens een kat uit de bosjes kwam gelopen, gewandeld, kan ik beter zeggen. Hij, of zij, de sekse kon ik zo gauw niet bepalen, lag daar waarschijnlijk al wat langer, te slapen. Vanuit mijn positie zo laag leek deze kat een heel groot roofdier, meer een tijger of een panter. Kaas hoefde hij niet. Gelukkig niet, dan blijven ze komen. Hij had meer aandacht voor de kraaien en andere vogels, duiven en eksters, en was wakker geworden door mijn lokgeluiden. Maar nadat de vogels zijn aandacht hadden gehad, kwam hij toch ook met ons kennismaken. Vooruit maar, zal hij gedacht hebben. Maar wat een schat. Hij strekte zich uit op de tegels van het terras. En als hij een kopje vroeg, of opeiste – een kat geeft geen kopjes maar neemt ze, schreef Kousbroek al* –, en tegen je hand op bokste, maakte hij daarachteraan een koprol, steeds opnieuw. Zo leuk. Het was zijn manier van doen. Een mooie koprol. Zoals je die zelf vroeger ook wel eens maakte, met je handen op de grond en je hoofd naar beneden en dan mooi doorrollen. Zo zette de kat zijn voorpoten op de grond, duwde zijn kopjes gevende kop naar beneden en rolde. Rolde. Steeds weer.
* Rudy Kousbroek schrijft in De aaibaarheidsfactor (8e druk, 1979, p. 17): 'De poes (Felix blandus susurrans) is het meest aaibare wezen van het universum. De aaibaarheid van de kat is het enige mij bekende voorbeeld van een actieve passieve eigenschap; anders gezegd, de kat hanteert zijn aaibaarheid als een positief principe. De activiteit waar ik op doel is degene die in het dagelijks spraakgebruik 'kopjes geven' wordt genoemd. In feite is er geen sprake van iets geven, maar van iets nemen: de kat eigent zich iets toe, hij onttrekt een aai aan de buitenwereld, door gebruik te maken van het relativiteitsprincipe (de kat is dan ook de Einstein onder de dieren). Immers, de normale gang van zaken bij het aaien bestaat uit een contact tussen een bewegende hand en een stilstaand (-zittend, -liggend) dier. De kat evenwel heeft ingezien dat ook de conjunctie van een stilstaande hand (been, schoen, tafelpoot, koelkastdeur) en een bewegend dier een aai oplevert.'
Lapjes katten of schildpad katten, met 3 kleuren zoals Mienoes... zijn altijd vrouwtjes! Is iets genetisch, Google maar!
BeantwoordenVerwijderen