Niet te weten dat we 35 jaar later op de reünie van onze school – dat moet in de zomer van 2003 geweest zijn – nog eens met z'n allen voor (en op) dat bankje zouden staan. We waren niks veranderd.
Ik denk dat we toen ook dat filmzaaltje bekeken hebben, of dat de deur op slot zat en we er niet in konden. Dat weet ik niet. We doolden wel door de gangen, over dat mooie marmer van de vloer, of was het graniet? Ja, het moet iets samengestelds geweest zijn, want zulke grote platen marmer, van wel tien bij dertig meter, die sleep je niet zomaar naar Nederland, naar Katwijk, om in een school te hijsen, als vloer tussen de klassen. Je ziet die kranen al voor je, die bestonden niet in die tijd, en anders was het niet te betalen geweest. Maar graniet, granito, rood met geel, hoe verzin je het. Op de trappen zag je dat het hier en daar al aardig begon weg te slijten.*
Maar dat we daar nu groot geworden, als grote mensen, voor en op dat bankje stonden, dat bankje van minstens 35 jaar oud, dat het ons nog hield. Wie had het kunnen denken.
Die 35 jaar is gerekend vanaf de val van het ronde hekje. Voor de reünie zou je eigenlijk moeten rekenen vanaf het jaar dat je de school verliet. Dat is 1974. Dat was in 2003 dan toch al 29 jaar.
En wie je daar allemaal zag, op die reünie, op dat plein, want het was hoogzomer. Mijn huisarts, die ik vroeger had, met een biertje in zijn hand. Zo zag je je huisarts nooit. Die had dus een paar klassen hoger gezeten dan jij. Maar zo ver keek je nooit, buiten je eigen klas, ook niet als je op het plein speelde. Je speelde altijd met je eigen klas, en soms ook de parallelklas. Van elke klas waren er twee. Sleeboom liep er, op het plein. De hoofdmeester. Geen steek veranderd. Hetzelfde colbertje als 29 jaar geleden. – Laat ik het nu goed zeggen, '29 jaar geleden', maar toen we de school verlieten, was hij al drie jaar in dienst. Dus eigenlijk moet ik zeggen: 'hetzelfde colbertje als 32 jaar geleden'. – Blijkbaar zagen onderwijzers en onderwijzeressen er in je kinderogen veel ouder uit dan ze in werkelijkheid waren, en een hoofdonderwijzer nog veel ouder. Ik gaf hem nu, op de reünie van 2003, toch zeker 70 jaar, maar in 1974 was hij dat ook al voor mijn gevoel.** Het leek een geestverschijning, op die mooie zomerse dag op dat plein, een luchtspiegeling, maar hij liep daar echt, van de poort waardoor je naar het gebouwtje van de schooltandarts ging, naast de gymzaal – 'snoep verstandig, eet een appel' – naar de ingang aan de achterkant van de school, waar we altijd in de rij stonden voordat we naar binnen mochten. Hetzelfde jasje. Sleeboom, die zo mooi verhalen van de Tachtigjarige Oorlog kon vertellen als er een juf of meester ziek was. Wie ik verder nog zag, was de onderwijzeres die we 'Snoepie' noemden, omdat ze zo klein was en een snoepje om te zien. Hoe ze echt heette, weet ik niet meer, want wij hadden haar niet. Ik denk zelfs dat ze een klas lager zat, nieuw binnengekomen, toen wij al hoger zaten. Andere onderwijzers of onderwijzeressen van toen waren er niet, op het schoolplein. Van Piet Grootendorst begrijp ik dat wel, die woont tegenwoordig in Drenthe. Nou ben ik zelf ook niet zo'n fan van reünies, maar deze wilde ik niet missen. De lagere school is toch de school waar je de langste tijd doorbrengt, in ieder geval voor je gevoel, en die, omdat je dan nog jong bent, misschien wel het meest bepalend is voor de rest van je leven.
Op die reünie, in 2003, zullen we gedacht hebben: in deze tijd kan alles. Maar eerder, veel eerder, in onze lagereschooltijd, ja, toen kon echt alles. Dat waren de jaren zestig, die heerlijke jaren zestig, met leuke postzegels, leuke kaften om de boeken, boeken van Annie M.G. Schmidt, met De Stratemakeropzeeshow en Catweazle. Later werd het allemaal veel benauwder. Wéér (opnieuw) veel benauwder, moet ik zeggen, want ook vóór de jaren zestig was het benauwd. Ik hoor het mijn tandarts nog zeggen, na afloop van mijn praatje over de jaren zestig afgelopen zomer in het DunaAtelier, dat ik hem met dat praatje van zijn jarenvijftigtrauma had afgeholpen.
De foto is nog analoog. Daarom staan we er scheef op, en onscherp. Niks aan te doen. We konden 'm niet even nakijken. Hoe-ie geworden was. Moesten wachten op het rolletje, dat ontwikkeld moest worden, de foto's afgedrukt. Was het rolletje al vol, toen deze foto geschoten werd? Als je aan het begin van de, zeg 36 foto's zat, die er te verschieten waren, moest je nog lang wachten, tot het weggebracht werd. Maar we staan erop. 2003. Een overgangstijd, van analoog naar digitaal. (In 2004 kocht ik mijn eerste digitale fototoestel.) We kunnen het ons nauwelijks meer voorstellen. Er zijn al kinderen in deze tijd die niet beter weten, die zoals wij in 2003 en dan 35 (of 29) jaar daarvoor, zo oud zijn, die leeftijd hebben, of jonger, en die niet beter weten, die niet weten wat er voor die enen en nullen was.
En bloggen, dat deed je al helemaal nog niet, in 2003.
* In het bericht van 25 februari 2014 noem ik het nog marmer. Maar wat het echt is, ik weet het niet.
** Peter de Mol weet mij achteraf te vertellen dat Sleeboom geboren is op 25 juni 1915 en overleden in juli 2005. Hij is begraven bij het Groene Kerkje in Oegstgeest. Hij moet dus al 87 of 88 jaar zijn als hij over het plein wandelt. Als ik de school verlaat, in 1974, is hij 58 of 59 jaar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten