Ergens opzij vond ik nog een stil plekje, op het strand van Monsieur Hulot. Maar dwars door de muziek over het weer in Parijs zijn toch nog vaag de luidsprekers te horen van het handbaltoernooi in de verte. Want zonder zand voor m'n verzameling kon ik dit strand toch niet verlaten. Het is een beetje grijzig, met zwarte en witte korrels, als de kleur van een film uit de jaren vijftig.
Als het lente is, lees ik een krant op een terras en drink een latte uit een glas. Of om het even een boek met een cappuccino of een dubbele espresso. Maar dat kan ook als het zomer is. 's Winters ga je binnen zitten.
zaterdag 29 juni 2013
dinsdag 25 juni 2013
Het strand van Monsieur Hulot
Dus gingen we op weg. Heen en terug 60 kilometer fietsen op Franse fietsjes. Dat zijn kleine, lage fietsjes, met ook nog zachte banden. Soms lijkt het wel een lachfilm waarin we zijn terechtgekomen. Als je ermee omhoog trapt, zitten je knieën in je nek. Op het laatste stuk, voor Saint-Marc, wordt het nog behoorlijk steil, en ga je bergafwaarts, dan is het soms net of je door je achterwiel wordt ingehaald, zeker als je een beetje bijremt met die zachte banden, zo slip je. Ik moet steeds denken aan die autootjes in de film die elkaar passeren en hou het verkeer van alle kanten, maar vooral ook de berm, goed in de gaten.
Als we in het plaatsje aankomen, rijden we eigenlijk als vanzelf het strand van Monsieur Hulot op, naast het hotel. Alsof alle wegen daarnaartoe leiden. Het brengt een lichte siddering teweeg. Net of je even in de film zit. Want dit is de plek, rechts van het hotel, waar ruim zestig jaar geleden ook het autootje van die beroemde vakantieganger stilhoudt. Waarna hij het hotel binnenstapt en alles begint te waaien wat maar waaien kan, papieren, snorren en de straal van de thee die wordt ingeschonken.
We staan daar niet alleen, naast het hotel. Want wat een herrie komt er van het strand! Honderden kinderen doen er mee aan een handbaltoernooi. Overal zijn handbalveldjes gemaakt met over het zand gespannen linten als belijning en opgeblazen doelen. Daartussen handdoeken en hopen met kleren en nog heel veel meer kinderen en hun ouders en begeleiders. Ook de rotsen in zee zitten er vol mee. Er worden halsbrekende toeren op uitgehaald. Dat we vooral niet denken dat we het strand van meneer Hulot alleen voor onszelf hebben op deze zondagmiddag. Boven het geschreeuw en geren uit is er nog, zó Frans, het onverstaanbare geschetter uit de tientallen luidsprekers die staan opgesteld, als op het station in de film, waar drommen toeristen steeds weer van perron moeten wisselen, trap op trap af. Dat hebben ze erin gehouden, de Fransen, want wat er uit de luidsprekers van Franse stations komt is anno 2013 nog steeds niet te verstaan.
Zestig jaar na dato is het in Saint-Marc nog net zo'n gekkenhuis als toen. Een in brons gegoten Monsieur Hulot ziet het aan. Met op de achtergrond het hotel. Daar zijn we natuurlijk nog even naar binnen geweest, al was het alleen maar om te plassen. Aan de buitenkant zijn de contouren van het hotel nog duidelijk herkenbaar, maar de rechtervleugel, met de twee bovenramen, is er later bij gebouwd. De stenen borstwering aan de zijkant onder het terras is inmiddels witgeverfd – 'even aanraken' –, daarboven is de muur trendy grijsblauw geschilderd. Het gedeelte met de zijingang, waar Hulot naar binnen gaat, bestaat niet. Het was speciaal voor de film aan het hotel gebouwd. Binnen herinnert niets meer aan het interieur van de houten lambriseringen van destijds. Achter de bar hangen nog wel wat foto's in glimmend gepoetste lijsten, maar voor een ansichtkaart worden we naar de bar-tabac gestuurd, een stukje terug in de straat. Monsieur Hulot zal er vast zijn langsgeraasd met z'n karretje.
Saint-Marc gedenkt de acteur en cineast met ere: de figuur in brons kijkt naar het strand dat zijn naam draagt, en het gemeentehuis is aan de Place Jacques Tati gevestigd. Daar is deze zomer van 6 juli tot 1 september naar aanleiding van het zestigjarig bestaan van de film een tentoonstelling te zien.
* In verband met foto boven: Saint-Marc-sur-Mer valt bestuurlijk onder Saint-Nazaire.
** De website van de gemeente Saint-Marc vermeldt dat Jacques Tati voor het maken van de film eind juni 1951 in het plaatsje neerstreek. De professionele acteurs die meespeelden, waren op de vingers van één hand te tellen. Alle anderen die een rol hadden, waren inwoners uit Saint-Marc. Tati had de locatie uitgekozen aan de hand van een ansichtkaart. In Saint-Marc vond hij zo'n beetje alle ingrediënten die nodig waren om de film te maken: de zee, de rotsen, het strand, het hotel en de vakantiekolonies. De film ging draaien vanaf 25 februari 1953.
zondag 23 juni 2013
Terug in het paradijs
We waren weer even terug in het paradijs, kijken hoe Huize Zeezicht erbij ligt.
De zee, het strand, de huizen, de grote losse huizen. Als in die film van Jacques Tati: Les vacances de Monsieur Hulot. De zeilschool. Alles nog precies hetzelfde. Dezelfde foto van toen met een andere camera genomen. Met toch een verschil. Het witgeverfde stenen hek van voor de oorlog is vervangen door een houten.
Zijn er nog meer verschillen? Ja. We zijn een huisje – zo noemen we ons appartement – opgeschoven. Als we over de schutting kijken, zien we dat er andere mensen in ons huisje zitten. Daarmee bedoelen we dus ons oude huisje. Ons nieuwe huisje is groter, weten wij, omdat we ons oude huisje kennen. En we hoeven niet meer de bank uit te klappen om te kunnen slapen. Want in ons nieuwe huisje hebben we een echt bed, met een harde matras. Die bank is aan één kant doorgezakt, weten we. Daar rolde je 's ochtends altijd gebroken, maar gelukkig dat de nacht weer voorbij was, vanaf.
woensdag 12 juni 2013
Dwars door alle weerstand heen
In één adem uitgelezen. Over de vrouw met het eenzaamste beroep ter wereld. Dit jaar ging ze met pensioen.
dinsdag 11 juni 2013
Buca is terug!
Vorige week nog, om half een 's nachts, zag ik haar zitten, buiten voor een raam. Het licht brandde, de luxaflex was dicht. Ik dacht: die wil naar binnen.
Het volgende moment: dat kon die kat wel eens zijn die vermist was, waarvan we dat briefje in de bus hadden gekregen.
Briefje gepakt, naast de kat gehouden en op weg naar het adres dat erop stond.
Kwart voor een. Kun je mensen dan nog wakker bellen? Kun je mensen dan nog wakker bellen die al weken naar hun kat op zoek zijn?
Ik stond voor het huis en belde. Tom nam op.
'Ik denk dat ik je kat gezien heb.'
'Wacht, dan trek ik even wat aan.'
Met een mand en een zaklantaarn gingen we op weg naar de plek waar ik haar gezien had. Ze was inmiddels onder een auto gekropen.
Maar toen ze tevoorschijn kwam, was het haar toch net niet. Wel een wit befje maar ze miste een vlekje op haar achterpoot. Of ik wilde blijven rondkijken.
Tot ik vanavond dit briefje in de brievenbus vond.
maandag 10 juni 2013
De meeuwen
Och och, die meeuwen toch...
Uit: Op de straat. Versjes en muziek van Geertruida van Vladeracken. Prentjes van Jan Poortenaar. Amsterdam, In den Toren, [1928].
zaterdag 1 juni 2013
Bellen in 1915
Naamlijst voor den telefoondienst, 1915. |
Thuis heb ik nog een telefoonboek uit 1915. Het is een facsimile uit 1995.* Het op grauw papier gedrukte werk behoort tot de juwelen van mijn boekenkast en ik mag er graag in bladeren. Alle telefoonnummers die er toen waren, staan erin. Op 758 niet al te grote pagina's van 26 x 18 cm. Alle telefoonnummers... dat waren er toen 75.000. De namen waarbij ze horen, zijn keurig op alfabet gerangschikt, net zoals dat met de plaatsnamen het geval is.
'Katwijk', op pagina 447.
Een duidelijker, uitgetikt overzicht is hier te vinden.
Nog niet te lezen? Downloaden en dan naast het bericht bekijken helpt zeker!
|
Niet veel mensen hadden telefoon in 1915. Alleen degenen die handel dreven of op een andere manier aan de weg timmerden en de officiële instanties hadden een toestel. De verbinding met dat toestel kwam tot stand via de telefonistes van het Rijkstelefoonkantoor. Dat kon op werkdagen van 8 uur 's ochtends tot 9 uur 's avonds, en op zon- en feestdagen 's ochtends van 8 tot 9 uur en 's middags van 1 tot 2 uur. De rest van de dag kon je niet bellen of gebeld worden. Mensen zonder telefoon, dat waren de meesten, belden via de telefooncel naar de telefooncentrale. De 'openbare spreekcellen' waren gevestigd in het Post- en Telegraafkantoor te Katwijk aan Zee (dat was in de Voorstraat, waar nu een meubelzaak van Haasnoot zit) en in het Centraalbureel van het orale telefoonnet (waar dat zat, weet ik niet).
In Katwijk zijn het in die tijd vooral de rederijen en vishandels die een telefoon hebben: Dijkdrenth (met telefoonnummer 69), Dubbeldam (met nummer 63), Van Duijn (64), Van Duijvenbode (10), drie Den Dulken (38, 36, 14) en één Den Dulk Jaspersz. (52), vier visbedrijven met de naam Haasnoot (18, 16, 9, 51), waaronder een 'meester kuiper', rederij Meerburg (33), twee bedrijven met de naam Ouwehand (34, 19), een Parlevliet die alleen reder is en vis verkoopt (20), en een Parlevliet die behalve in vis ook in kaas handelt (32). De laatste in de tweede kolom die iets met vis heeft, is Jacob Pronk: naast zijn handel in haring runt hij Pension Lilly. Daarvoor bel je met nummer 5. In de derde kolom komen we alleen nog rederij 'Katwijk aan Zee' tegen, een naamloze vennootschap die in de Oude Kerk is gehuisvest. Na de bouw van de Nieuwe Kerk aan de Voorstraat fungeerde het bekende witte kerkje aan zee van 1890 tot 1920 als rederij, met telefoonnummer 17. Belangrijk voor de visserij is natuurlijk ook telefoonnummer 12 van scheepsbouwer Taat, al is de tijd van de bomschuiten die vanaf de werf aan de Voorstraat naar het strand werden gerold in 1915 wel voorgoed voorbij.
De toeristen die de kustplaats bezochten, konden behalve in Pension Lilly ook in Villa Gertrude (42) terecht of in Hôtel de Zwaan (41) of Hôtel du Rin (25), waarvan A.J. Houtkamp 'prop(riétaire)' was, dat wil zeggen de eigenaar.
Het gemeentehuis heeft nummer 2. Daar wordt ook de administratie van de gasfabriek (het toenmalige energiebedrijf) bijgehouden. De gasfabriek zelf heeft nummer 27. Nummer 1 is van de Nederlandsche Tiend Maatschappij van T.A.O. en O.J. de Ridder. Zij verpachtten land. De eerste, Tieleman Albertus Otto, was meer dan veertig jaar, van 1873 tot 1914, burgemeester van Katwijk. Naar hem is het De Ridderpark genoemd. Tegenover de gasfabriek, aan de overkant van het Prins Hendrikkanaal, was de pillenfabriek van Van Dorp gevestigd, hier aangeduid als 'Chem. Laboratorium', met nummer 66. Daar werd het versterkende drankje Tonicum Katwijk gemaakt. In de derde kolom zien we dat onder hetzelfde nummer naar de 'Societeit voor Chem. Industrie' gebeld kan worden. Bij drogisterij Waterreus aan de Burgerdijkstraat werd het tonicum vast wel verkocht, maar wilde je zeker weten of ze het op voorraad hadden, dan belde je gewoon even met nummer 60. En misschien dat kunstschilder Louis Hartz (nummer 65) daar zijn verf wel betrok. Mocht het drankje van de drogist niet helpen, dan kon je altijd nog naar een van de artsen, waarvan ik er drie tel: Hueting (met nummer 3), De Ruiter Zijlker (23) en Van Walsem (45). Voor de meer verfrissende vloeistoffen was er de mineraalwaterfabriek en bierbottelarij van Pluimgraaff (13) in de Zuidstraat. Het pandje bestaat nog steeds. Ook zien we dat er in 1915 al een 'vleeschhouwer' Kleen is, met nummer 26, en wordt er al brood en koek gebakken bij Van Tongeren & Zn., te bereiken via telefoonnummer 43. Beide firma's hebben het lang uitgehouden, tot ver in de twintigste eeuw.
Eén bladzijde uit het telefoonboek laat ons het hele reilen en zeilen van een gemeenschap zien, met bakkers, groenteboeren en slagers, en voor Katwijk in het bijzonder alle bedrijvigheid rondom de visserij. We ontwaren ook nog een smid, Gesink & Zonen (67), om alle paarden die er in het dorp rondlopen van nieuwe hoefijzers te voorzien. Een rijtuig kun je huren door met Van Schie te bellen op nummer 22. Bij een andere Van Schie (met nummer 56) kun je een lapje stof kopen. Dat kan ook bij de manufacturenwinkel van De Boer (nummer 61).
Er zullen zeker wel Katwijkers geweest zijn die alle 69 nummers uit hun hoofd kenden. Nu ik ermee bezig ben, merk ik dat ik sommige nummers ook al ga onthouden.
Zo'n telefoonboek geeft een mooi tijdsbeeld. In die ene bladzijde al, zit veel geschiedenis verborgen. Zoals we zien bij bloembollenteler Van Tol (57), die zich door de veranderende oriëntatie binnen Europa, waarschijnlijk als gevolg van de Eerste Wereldoorlog, in het Engels als 'bulbgrower' aanprijst, die ook handelt in 'califlower [sic] in brine', dat is bloemkool in pekel, oftewel gezouten bloemkool.
Het is mooi dat ook de adressen erbij staan, al zullen sommige allang niet meer bestaan. Zo heeft de Boulevard zoals we die nu kennen, in 1915 nog drie namen. Het noordelijke gedeelte heette Weth. Van der Plaskade. Daar woont 'bouwkundige' Kruyt, op huisnummer 4, met telefoonnummer 24. Het middenstuk was de Van Wassenaerkade, waar dokter Van Walsem praktijk houdt, op nummer 3. Het zuidelijke gedeelte heette Van Melskade. Daar schildert kunstschilder Hartz in Villa Coby op nummer 3.
Het telefoonboek laat nog veel meer zien dan die ene bladzijde. Voor andere dorpelingen en stedelingen zijn er weer andere dorpen en steden waaraan ze hun hart kunnen ophalen. Maar iedereen kent de Amsterdamse architect H.P. Berlage, die in 1915 aan de Amsteldijk 77 woonde met telefoonnummer Z2084. Of O. ('Oscar') Carré, met zijn circus aan de Amstel 115-125. Het theater heeft nog steeds hetzelfde adres, maar niet meer het telefoonnummer N2967.
Als je in Amsterdam een telefoongesprek aanvroeg, moest je tegen de telefoniste zeggen of je met een noordelijk of zuidelijk nummer te maken had: 'Men verzuime niet bij het aanvragen van een telefoonnummer, wanneer daarvoor de letter N staat, het woord "NOORD" en wanneer daarvoor de letter Z staat, het woord "ZUID" te vermelden.'
In Rotterdam zoeken en vinden we de Holland-Amerika Lijn, waarvan het gebouw nog steeds bestaat aan de Wilhelminakade. We zien een hele reeks telefoonnummers, van 5801 tot en met 5822. De afdeling Passage heeft nummer 5803, voor Vrachtzaken uitgaand bel je nummer 5821 en voor Vrachtzaken inkomend nummer 5822.
Op het eiland Urk zit nog een ansjoviszouter met de naam Hoekman (met telefoonnummer 8).
In Makkum vinden we de bekende plateelbakkerij van de gebroeders Tichelaar, met nummer 6.
Men draait er zeker niet omheen in die tijd, want zo vinden we in Castricum onder nummer 1 'Krankzinnigengesticht "Duin en Bosch"'.
Als je in Amsterdam een telefoongesprek aanvroeg, moest je tegen de telefoniste zeggen of je met een noordelijk of zuidelijk nummer te maken had: 'Men verzuime niet bij het aanvragen van een telefoonnummer, wanneer daarvoor de letter N staat, het woord "NOORD" en wanneer daarvoor de letter Z staat, het woord "ZUID" te vermelden.'
In Rotterdam zoeken en vinden we de Holland-Amerika Lijn, waarvan het gebouw nog steeds bestaat aan de Wilhelminakade. We zien een hele reeks telefoonnummers, van 5801 tot en met 5822. De afdeling Passage heeft nummer 5803, voor Vrachtzaken uitgaand bel je nummer 5821 en voor Vrachtzaken inkomend nummer 5822.
Op het eiland Urk zit nog een ansjoviszouter met de naam Hoekman (met telefoonnummer 8).
In Makkum vinden we de bekende plateelbakkerij van de gebroeders Tichelaar, met nummer 6.
Men draait er zeker niet omheen in die tijd, want zo vinden we in Castricum onder nummer 1 'Krankzinnigengesticht "Duin en Bosch"'.
Het schijnt dat sommige telefoonnummers uit dit 'geschiedenisboek van de werkelijkheid' nog zijn terug te vinden in de tegenwoordige telefoonnummers. Dat geldt dan natuurlijk alleen als het bedrijf of de instelling na bijna een eeuw nog bestaat.
Voor wie het boek niet heeft, zijn er nijvere lieden geweest die de Naamlijst voor den telefoondienst uit 1915 helemaal hebben zitten overtikken en online hebben gezet. Voor wie verder wil lezen, zijn er genoeg recensies, zoals deze.
* Uitgegeven door De Groot Ontwerpers/Uitgevers, Utrecht.
Voor wie het boek niet heeft, zijn er nijvere lieden geweest die de Naamlijst voor den telefoondienst uit 1915 helemaal hebben zitten overtikken en online hebben gezet. Voor wie verder wil lezen, zijn er genoeg recensies, zoals deze.
* Uitgegeven door De Groot Ontwerpers/Uitgevers, Utrecht.
Abonneren op:
Posts (Atom)