Naast ons appartement aan zee (zie Een paradijs) zat een stel uit Parijs. Zij beschilderde kiezelstenen en hij trok er iedere dag op uit met een emmer, een hamer en een schroevendraaier. Want hij had ook wat met stenen. Hij zette er geen kunstwerkjes op maar haalde ze ervanaf. Na een halfuurtje, drie kwartier kwam hij dan terug met een emmer met oesters.
Ik ging dat eens afpeilen, zag hem bij laagwater het strand op lopen, een beetje naar rechts en dan het water door naar de rotsen, niet heel erg in de verte. En daar was hij dan bezig. Toen hij weer terugkwam, groette ik hem en informeerde naar wat hij daar bij zich had. Een beetje vragen naar de bekende weg, om aansluiting te krijgen, want ik wist het natuurlijk al. Oesters. Een delicatesse, zo vers uit zee van de rotsen gebikt. Daar wilde ik ook wel mee thuiskomen.
Ik besloot de volgende dag eens mee te lopen, waarbij ik af en toe een Frans woord uit mijn beperkte voorraad opdiepte. Ik had voor een emmertje gezorgd en hij begreep waarvoor dat emmertje was en kwam met nog een schroevendraaier aan. Dat bikken kon wel met een steen. De man uit Parijs wees mij de dikkere, grotere, weldoorvoede exemplaren aan en ik ging aan de slag. Het was even werk maar dat had je snel onder de knie.
En zo kwamen we terug met de emmers. Een verraste reactie van de vrouwen. Maar wat als je dat nog nooit gegeten had, zomaar uit de zee. Na ze eerst rauw geprobeerd te hebben, besloten we de oesters toch maar te pocheren. Een minuutje in de magnetron. Dan liet je ze in hun eigen sap gaarkoken. Je kreeg de schelpen dan ook gemakkelijker open. En zo kreeg het fenomeen 'oesters bikken' zijn tweede betekenis erbij.
Koel, met een natte lap erover, hou je zo'n emmertje oesters gemakkelijk een paar dagen goed. Onze buren namen ze op die manier ook gewoon mee naar Parijs.
Ik hoor de zeewind door je verhaal heen waaien. Lekker zomers.
BeantwoordenVerwijderen