Overal kun je eten in Edinburgh, en dan bedoel ik in elke kroeg. Je kiest iets uit van de menukaart, rekent af aan de bar en binnen niet al te lange tijd staat er 'een eenvoudige doch voedzame maaltijd' voor je neus, met als basis aardappelen, groente, vlees. De aardappelen zijn meestal gebakken of gefrituurd, de groente bestaat uit doperwten, en als je een steak pie bestelt, krijg je een hoedje van bladerdeeg boven op het in de saus gedrenkte vlees.
Bij Bennets is het allemaal net even wat smakelijker, wat gezonder ook, met wat meer aandacht klaargemaakt. Zo vind je er ook worteltjes, sperciebonen, broccoli of koolraap op je bord en kun je ook gekookte aardappelen krijgen en komt het rundvlees van een topslager uit de buurt: John Saunderson, High Class Family Butcher in Leven Street.
Iedere keer als ik er eet – er kunnen jaren voorbijgaan dat ik de kroeg niet bezoek –, verrast het me dat de kok nog leeft. De man moet de zeventig zo onderhand wel zijn gepasseerd. Als het publiek, zo rond etenstijd, de bestellingen heeft opgegeven, verschijnt hij altijd even aan het uiteinde van de bar, om een inschatting te maken van het aantal eters. Hoe lang hij dan al bezig is in de keuken, weet niemand. De bestelbonnen gaan mee en hij verdwijnt weer naar achteren.
Dat is dan alleen nog voor het cafégedeelte, want door een gangetje rechts van de haard, waar in de winter de houtblokken branden, kun je nog naar The Green Room, waar je rustiger zit. Hoe de kok het allemaal klaarspeelt, is een raadsel, maar iedereen krijgt binnen een redelijke tijd een heerlijke maaltijd voorgezet.
Het is hier altijd gezellig druk, met veel klanten uit de buurt, studenten, schrijvers en een enkele verdwaalde toerist. Omdat Bennets direct naast het Kings Theatre ligt (aan het begin van Leven Street en op de kop van Gilmore Place; prettig als je daar in een B&B zit), is er voor en na een voorstelling ook altijd veel theaterpubliek.
En de mensen komen hier graag. Het interieur van dit victoriaanse café is sinds 1875 nauwelijks veranderd. Achter de bar, met veel koper, prijkt een enorme verzameling van meer dan honderd soorten malt whisky's. Tegenover de bar is een wand met banken met daarboven spiegels omlijst door tegeltableaus en houtsnijwerk. Opzij van de bar is nog een kleine afgeschermde ruimte van hout en glas-in-lood. Deze zogenaamde 'wee snug bar' was vroeger een normaal verschijnsel in Schotse cafés. Mannen en vrouwen die niet gezien wilden worden, kregen hier hun glaasje ingeschonken.
In het land van hoop en glorie is het sowieso wel goed geregeld in de pub. De glazen komen er schoon uit de vaatwasser en worden netjes tot de rand gevuld, zoals het hoort! Je krijgt wat je toekomt. Maar wat betalen we daar dan wel niet voor, willen wij als Nederlanders natuurlijk altijd weten. Voor een pint bier (568 ml) nog geen drie pond in 2011, omgerekend naar de huidige koers nog geen drieënhalve euro. Daar heb je in Nederland nog geen anderhalf glaasje pils voor. En hier geen handvolvingersdikke schuimkragen of glazen wijn waarbij je je begint af te vragen of je er misschien al van gedronken had. Alles gaat hier nog tot het streepje en als het om de sterkere dranken gaat, worden de maatbekers van stal gehaald. Oude wetten en gewoontes. De waard en zijn gasten kunnen elkaar nog vertrouwen. En zoals in de meeste pubs in het Verenigd Koninkrijk, kun je in Bennets ook genieten van plaatselijke bieren. Dat is wel wat anders dan aan onze kant van de Noordzee, waar de grote merken bepalen wat je drinkt, ja, zelfs zover gaan dat zij ook bepalen hoe het café eruitziet, oftewel het decor waarin je je drankje tot je neemt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten