zaterdag 16 november 2024

Op zoek naar Ashley Combe House – verder dan het tolhuis zijn we niet gekomen

Ashley Combe Lodge and Toll House, met links de hoofdpoort en rechts
de ingang voor de bedienden, de poort die leidt naar de tunnels. 

Jo van de The Bottom Ship Inn weet dat we naar de resten van Ashley Combe House  op zoek zijn. Ze heeft ons net ons ontbijt geserveerd. Als we het op hebben, brengt ze ons naar het tafeltje van John en Peggy. Zij wachten nog op hun ontbijt. Misschien kan John ons verder helpen. Hij heeft nog herinneringen aan het landhuis van toen hij jong was. Het lag hierachter achter het tolhuis

De poort die leidt naar de tunnels van achteren gezien.

We vertellen dat we gisteren een route gelopen hebben die je langs Ash Farm brengt, waar de dichter Coleridge nog gelogeerd heeft. Dat we langs het kerkje van Culbone zijn gekomen en daarna vanaf het kustpad verschillende zijpaden zijn ingeslagen, die ons alleen maar verder de bushbush in stuurden, zonder dat we ook maar één brok steen zijn tegengekomen. Toen we bijna in Porlock Weir waren, zijn we opnieuw door de tunnels gekomen, maar dit keer zijn we doorgelopen tot aan het tolhuis. Daar zijn we nog wel door het hek gegaan, maar eigenlijk mag dat niet. Er mogen wel auto's parkeren maar voetgangers wordt verzocht niet verder te lopen.

Een poort in het gebied met de tunnels, met rechts in de muur een uitkijkpost.

Je moest wel lef hebben als leverancier in zo'n donker bos in het donkere jaargetijde.


John zegt dat het huis daar dus achter gelegen heeft, omhoog het bos in. Dan begrijp ik dat het tolhuis, voluit Ashley Combe Lodge and Toll House, ooit de toegang tot het landgoed en landhuis geweest moet zijn. Lodge moet dan begrepen worden als poorthuis. De poort aan de rechterkant van het gebouw leidt naar de tunnels en moet dus ooit die te nemen route voor de leveranciers van Ashley Combe House geweest zijn, de bakker, de groenteboer en de slager, die door de bewoners niet gezien wilden worden. De achteringang zogezegd.

Aan de achterzijde van het tolhuis, voorbij de poort,
waar je als voetganger eigenlijk niet mag komen.

Hoe het met die tol zit, is niet helemaal duidelijk. Voor de poort langs loopt de Worthy Toll Road die via nogal wat kronkels aansluit op de A39 richting Lynmouth. Het is een minder steile weg dan de weg die loopt via Porlock Hill. Op de kaart hieronder zie je links naast de knik boven in de weg, dat is waar het tolhuis zich bevindt, de vermelding 'Site of Ashley Combe'. Wellicht dat daar nog resten van het landhuis te vinden zijn.

Porlock Walking Map 2: links van de knik in de Worthy Toll Road: 'Site of Ashley Combe'.
Aan de rechterkant van de kaart op de rand: 'Ship', wat verwijst naar The Bottom Ship Inn.

John vertelt dat je ook bij de ruïnes kan komen door een pad te nemen recht achter het huis met de poort bij het kerkje van Culbone. Maar dan kom je in een bosgebied waar wel eens gejaagd wordt. Van Ashley Combe House is waarschijnlijk niet veel meer over, zegt hij. Het is vijftig jaar geleden gesloopt en de resten die er waren zijn door de boswerkers vakkundig ondergewoeld. Hoewel de kleurenfoto's op mineheadonline.co.uk/ashley toch nog wel wat restanten doen vermoeden.

Een ingelijste kleurenkopie van Ashley Combe House
in The Bottom Ship Inn in Porlock Weir.

zaterdag 2 november 2024

Een haas halen – de queeste van het schilderij met de springende haas

Anne Mortimer, Leaping Hare (2018). Giclee Fine Art Print on 310gms Hahnemuhle Photo
Rag Paper, individually finished in gold leaf, 34 x 54 cm. Limited edition, no. 21/95.

Het was een haas, een schilderij met een springende haas, waarvoor we nog eens helemaal zijn teruggegaan naar Porlock Weir. Teruggereisd, kun je beter zeggen. Want wat een reis! We hadden 'm ook kunnen laten opsturen, de print, opgerold in een koker, maar de lijst die eromheen zat was wel heel bijpassend, had precies de juiste kleur. Die wilden we erbij. Alleen, dan paste-die niet meer in de koffer, dat zou een handkoffer zijn,* want in het ruim van een vliegtuig wilde je 'm ook niet achterlaten, omdat er in de lijst glas zat. Het beste was dus om 'm te gaan halen, de haas, met de trein.
    Heen zijn we nog wel gevlogen. Ook al een reis van zo'n acht uur, met auto, vliegtuig, bus, trein en nog twee keer een bus. Dat zijn zes vervoermiddelen. Maar dan ben je er ook echt, in Porlock Weir, en sta je een paar minuten later bij de galerie.
    Hannah Norman, de nieuwe eigenaar van het optrekje – zij is vooral gespecialiseerd in het portretteren van honden –,** laat het ons zien. Daar staat het, in de hoek achter de deur. Ze tovert er een Engelse glimlach bij als ze het ons overhandigt. Ingepakt. Anne Mortimer mailde het al, de zondag voor ons vertrek, dat haar Leaping Hare klaarstond in de Real Exmoor Studio, 'all wrapped ready for your collection'. Het schilderij zit zo mooi verpakt, met bubbeltjesplastic en dik pakpapier met breed papieren plakband, dat het niet verstandig lijkt het voor de reis naar huis nog even uit te pakken. Hannah verzekert ons dat erin zit wat erin moet zitten en daarmee zijn we gerustgesteld. Anne Mortimer zien we niet meer, zij is in augustus met pensioen gegaan. Wat ze heeft ingepakt, hebben we 25 juni voor het laatst gezien.

Met het schilderij voor de Real Exmoor Studio in Porlock Weir.

Dit is de queeste van het schilderij met de springende haas.
Je krijgt het niet zomaar.

We staan bij de bushalte voor het Visitor Centre annex Library van Porlock. Die zitten samen in één gebouw. De bibliotheek bestaat tien jaar. Dat werd gisteren gevierd, op 10 oktober – drie tienen –, toen we toevallig bij het informatiecentrum waren voor een wandelkaart, met allerlei zelfgebakken Engelse cakes en thee – ik heb een plakje genomen. Vandaag is het vrijdag 11 oktober.
    We zijn op tijd uit bed gestapt en hebben vroeg ontbeten, om maar niet de bus te missen. Daarom staan we er wel een kwartier te vroeg, bij de bushalte. Toch zijn we niet de eersten. Er staat al een man met een hoed op en een rugzak om, een wandelaar. Wij zijn de tweede en de derde die erbij komen in de cue. We mogen er wel van uitgaan dat we een plekje hebben in de bus. Vlak na ons komen er nog vier mensen in de rij staan.
    We moeten naar Minehead, met het schilderij en twee koffertjes. Maandag hebben we het kunstwerk opgehaald bij de galerie in Porlock Weir. We verblijven er twee nachten in The Bottom Ship Inn. En plakken er nog twee nachten aan vast in The Top Ship Inn in Porlock. Daar staan we nu bij de bushalte. Het busje (met nummer 10 – de vierde tien in dit verhaal) waar we straks in zullen stappen, is onze eerste rit op weg naar huis. 

Daar is het al, het stopt aan de andere kant van de weg, het busje dat er pas om 9.40 uur had moeten zijn. Toch is het niet te vroeg, want het moet eerst nog naar Porlock Weir. Dat is de eindhalte, aan zee. We kunnen gewoon wachten tot het terugkomt naar Porlock en stopt bij deze halte... Laten we dat doen, wachten tot het terugkomt en dan instappen... Maar dan begint een vrouw van een huis aan de overkant naar ons te roepen dat het beter is als we nu al instappen, omdat het busje via een andere route door Porlock terugkomt. Dat is vreemd, want aan de kant waar we nu staan is de bushalte waar we woensdag zijn uitgestapt, toen we uit Porlock Weir kwamen om onze intrek in The Top Ship Inn te nemen. Daar kun je dan ook weer instappen om verder te gaan naar Minehead, zou je denken. De vijf mensen, de wandelaar en de vier die er later bij kwamen, verplaatsen zich ondertussen naar de overkant van de straat, waar het busje wacht. Moeten wij dan ook maar instappen? We raken lichtelijk in paniek en stappen gauw in. Dan maar eerst naar Porlock Weir en van daaruit naar Minehead, via de door de vrouw aangekondigde onbekende route door Porlock. Omdat de andere vijf mensen al zijn ingestapt, stappen wij nu als laatste in en komen daardoor achter in de bus terecht, op de een-na-laatste bank. In Porlock Weir stappen de vijf uit en draait het busje om om terug te rijden naar Porlock, waar we gewoon weer stoppen voor de bibliotheek en het informatiecentrum. Wel heb je ooit!

We rijden Porlock uit over de buitenwegen. De bushaltes zijn er goed verstopt tussen de bomen en het struikgewas maar de buschauffeur weet ze allemaal te vinden. Het busje raakt al aardig vol als er een oude man instapt die we nog kennen van onze vorige reis. Het is de autistische boer die zo geweldig naar urine stonk, net als nu, en altijd achterin ging zitten, net als nu, waar wij ook al zitten, waar we terecht zijn gekomen door de vijf overstekende passagiers in Porlock. Opeens stonden we niet meer ergens vooraan in de cue, op de plaatsen twee en drie, maar was er van een cue helemaal geen sprake meer.
    We hadden het kunnen weten, dat hij nog ooit een keer zou kunnen instappen, en we wisten dat je daarom altijd voorin moest gaan zitten. dat was ons gezegd, maar nu is het te laat en komt hij de bus in. Hij heeft een mandje met eieren aan zijn arm. Onderweg naar achteren probeert hij die te slijten aan zijn medepassagiers. Een voor een spreekt hij ze aan – het is een heel gebeuren, de buschauffeur wacht –, maar allemaal deinzen ze achteruit. Ook wij. Bij de volgende halte komen er twee vrouwen binnen. Een gaat er voorin zitten. Naast ons, aan de andere kant van het pad, is nog een plekje vrij voor de andere vrouw. De oude man nodigt haar uit om naast hém te komen zitten, op de achterbank is immers nog voldoende plaats, maar terwijl zij hem groet met de woorden 'Good morning, Andrew', slaat zij zijn aanbod vriendelijk af. Als ze zit, maakt ze een lichte beweging met haar neus. De boer heeft nu ook een naam. We zullen hem nooit vergeten. De bus is gelukkig wat beter geventileerd dan die van de vorige keer, maar de lucht van plas, en ook poep, vestigt zich voor de duur van de reis toch stevig in onze neusgaten.

De queeste is nog niet voorbij. In Minehead stappen we over op bus 28, een wat groter exemplaar dan het busje waar we uit komen, maar overvol, met scholieren en andere reizigers. Achterin zijn gelukkig nog een paar plaatsen. Voorzichtig wurmen we ons ernaartoe, met de koffertjes en het schilderij. Niet stoten. Onze tweede rit naar huis, het is half elf in de ochtend. Schuin voor ons zit een jongeman met een plastic colaflesje, waarin een andere vloeistof zit dan je zou verwachten. Bier. Handig bedacht, want zo'n flesje kun je dichtdraaien als je er een paar slokken uit genomen hebt, maar met ook nog de telefoon in zijn handen lijkt hij dat niet helemaal onder controle te hebben. Gedurende de reis valt hij meermalen in slaap, voorover op de hoofdsteun van de passagier die voor hem zit en glijdt het flesje zonder dop erop steeds weer uit zijn handen. Van de drank die hij op deze manier al is kwijtgeraakt, loopt een kleverig spoor onder de stoelen door naar voren. De bus doet er lang over, een uur en twintig minuten. We stoppen in Taunton, een halte te ver, en moeten een heel stuk teruglopen om bij het station te komen. Het hoort er allemaal bij, bij het vervoer van een kunstwerk.

Taunton Station.

London Paddington wordt de volgende stop. We boeken onze kaartjes om naar een vroeger tijdstip: in plaats van de trein van 14.07 uur nemen we die van 12.07 uur. Zo hebben we meer speling bij het nemen van de metro naar London St Pancras en komen we niet in de drukke avondspits terecht. Met een lijst waar glas in zit is dat niet handig. De trein van Taunton naar Londen is de derde rit naar huis. We kruiswoordpuzzelen wat en eten een broodje en kijken naar het landschap dat voorbij komt en weemoedig maakt. Het schilderij ligt veilig boven onze hoofden in het bagagerek.

Paddington Station.

Om 14.16 uur komen we aan in Londen. Nu wordt het spannend. In de stationshal moeten we even helemaal stilstaan, met de koffertjes, het schilderij en onszelf. We vormen een eiland waar een dikke stroom mensen omheen loopt. Als een stromende rivier. Als de stroom wat dunner wordt, lukt het ons eruit te stappen. We lopen door de smalle gangen van de Underground, er moet nu niemand de hoek om komen en tegen ons opbotsen. Het blijft ingewikkeld, de ondergrondse, maar na één overstap zitten we in de metro die ons naar St Pancras brengt. Het spannendste gedeelte zit erop, de vierde rit naar huis.

In de Underground.

Dan begint het lange wachten op de Eurostar. Hoe krijgen we het schilderij heelhuids door de bagagecontrole? Gelukkig past het in zo'n bak. Voor de zekerheid zeggen we het er nog maar even bij dat het om een print in een lijst met glas gaat. De dinsdag na de aankoop zijn we nog teruggegaan naar de galerie, voor een bonnetje voor als de douane moeilijk gaat doen. Voor de zekerheid doet Hannah er ook nog een visitekaartje bij van Anne Mortimer, met daarop nog een keer de gegevens. Maar het gaat allemaal even soepel, er wordt nergens naar gevraagd. Daarvoor is het ook veel te druk met al die mensen die hierdoor moeten.

Twintig minuten later dan gepland, om 18.24 uur, vertrekt de trein. Onder het Kanaal door, via Lille en Brussel naar Rotterdam, waar we omstreeks 23.05 aankomen. Een lange reis. De vijfde rit naar huis.

Tussen Rotterdam en Leiden zijn deze avond en nacht werkzaamheden aan het spoor. De conducteur van de Eurostar raadt ons aan de metro naar Den Haag te nemen, naar Laan van NOI. Die vertrekt om 23.16 uur. Het is vrijdagavond en de wagons zitten vol uitgaanspubliek. Het is hier drukker dan in de Londense metro. Dit is de zesde rit naar huis.

Op het station in Den Haag nemen we rond 23.45 uur de trein naar Leiden. De zevende rit naar huis.

Om 00.08 uur komen we daar aan en brengt schoonzoon Vincent ons naar huis. Dat is de achtste rit naar huis.

Daar kunnen we het schilderij, de gicleeprint achter glas, eindelijk zien. Van de haas en al die planten en sprieten en stippen. Op de print zijn hier en daar spatten bladgoud aangebracht. Die springen eruit als het licht er onder een bepaalde hoek op valt. Wat we die nacht te zien krijgen voldoet geheel aan onze verwachtingen. Het is de week wachten en de reis van veertien uur helemaal waard geweest. Of eigenlijk nog langer, want we hadden het natuurlijk op 25 juni voor het laatst gezien. Toen we de plaat niet mee konden nemen, omdat we nog dat hele stuk van het South West Coast Path moesten wandelen. En dat we daar moesten zijn, in Porlock Weir, en die galerie in liepen, was ook niet zomaar. Dat hadden we te danken aan het onweer en de regenbuien van 17 september het jaar ervoor. Waardoor we toen dat stuk tussen Porlock Weir en Lynmouth niet konden lopen en dat in juni alsnog gingen doen. We hebben er allemaal geen spijt van. Want ook het ophalen van het schilderij, nu in oktober, leverde ons weer drie mooie wandelingen op, rondom Porlock en Porlock Weir, met veel nieuwe ervaringen en ontmoetingen. Een queeste met nogal wat zijpaden, zou je kunnen zeggen. 

We zullen er altijd met veel genoegen aan blijven terugdenken.

De lichtgroene deur helemaal rechts is die van de Real Exmore Studio.
Het het is zo klein, het raam erna hoort er al niet meer bij.

* De lijst meet 39 x 60 cm. Dat is net 4 cm te breed en 5 cm te lang voor wat de KLM als maximale afmetingen voor handbagage hanteert. En daar komt ook nog de verpakking bij.
** Dit is Engeland in optima forma. Hondenbezitters laten hier hun viervoeter portretteren. De kunstenares heeft het er druk mee. Ze doet er zo'n zes in de maand, vertelde ze ons. 

donderdag 17 oktober 2024

Porlock Weir – South West Coast Path (60)

Een klein paradijs aan zee! Zo eindigde een van mijn vorige berichten. Want zo mag je Porlock Weir wel noemen. Op die paar vierkante mijl is er van alles waar je blij van wordt. Behalve die mooie pub in cottagestijl ook nog een deftig hotel, een koffiebar, een galerietje, een museumpje zelfs. Van die laatste twee maak ik een verkleinwoord, want ze beslaan het oppervlak van een kleine kamer.

We vinden ze, met aan het begin een paar loodsen voor boten, in het rijtje gebouwtjes dat het dorp uit loopt naar zee, de wildernis in, tegenover het haventje achter de hoge sluisdeuren.

De wildernis.

Daar liggen een paar vissersbootjes en plezierjachten en is het gebouwtje van de Porlock Weir Gig ClubGigs, dat zijn roeiboten waarmee ze hier op zee wedstrijden doen. Ieder dorp heeft zijn eigen gig club.*

Buiten de sluisdeuren, in wat je zou kunnen noemen een voorhaven, ligt een rij zeilboten. Ga je over de sluisdeuren, over de loopbrug die daaroverheen ligt, dan kom je bij een rijtje cottages in zachte pasteltinten. Drie verschillende pasteltinten. Ik weet niet of ik dat nou mooi vind. Eén kleur voor de drie huisjes had ook goed geweest.

Rechts naast de cottages is de hoge kademuur waar de sluisdeuren in hangen en waar je lekker uit de wind kan zitten tegen nog een andere muur die langs de kade loopt. Aan een hoge mast hangt de Union Jack. Een dorp met een pub, een haventje en een vlag. Wat wil je nog meer!

Op de kiezeldijk die achter de cottages en muur ligt, staat nog een merkwaardig gebouwtje. Het is een bunker (type 24) uit de Tweede Wereldoorlog. De kant die naar het land gericht is lijkt wel een gezicht, met ogen, een neus en een mond.

Op de schuine kant, die naar zee gericht is, kun je met de kiezelstenen een naam schrijven. Er ligt al een naam, maar die verander ik door een paar kiezelstenen te verplaatsen. De schuine kant is eigenlijk het dak, want de bunker is aan de zeekant verzakt.


Terug over de sluisdeuren kom je langs het kantoortje van de havenmeester, met schuin ervoor een rode boei. Boven de bruine deur op de dakrand staan de telefoonnummers waarop je de Harbour Master kan bereiken: OFFICE 01643 563187, HOME 01643 862154 en MOBILE 07423 283405. De uitbouw op de hoek hoort bij de koffiebar, waarvan de ingang links om de hoek is. Je kan er je stempelboekje van het South West Coast Path laten afstempelen. Het huis rechts van het kantoortje van de havenmeester kun je huren. Het is een mooie plek om te lanterfanten.

Als je langs de koffiebar terugloopt, kom je langs het deftige hotel weer uit bij de pub.

Dan kan je nog de wildernis in, waarover we het hadden aan het begin van dit bericht. Dat is waar het haventje met de vissersbootjes en plezierjachten overgaat in een grasvlakte en eindigt in dezelfde kiezeldijk waarop de bunker staat maar dan helemaal aan de andere kant. Daar kun je om de hoek kijken, en zie je de kliffen tot aan Lynmouth, zo ver.

...dat is waar het haventje met de vissersbootjes en plezierjachten

overgaat in de grasvlakte

en eindigt in dezelfde dijk waarop de bunker staat
maar dan helemaal aan de andere kant.

Daar kun je om de hoek kijken, en zie je de kliffen tot aan Lynmouth, zo ver.

De dijk van kiezelstenen ligt als een halve maan om Porlock Weir heen. Het zal de dam of waterkering zijn waaraan de plaats haar naam te danken heeft, want dat is de vertaling van weir.


* Het bestaan van dit soort clubs laat zien dat deze dorpen nog levende gemeenschappen zijn. Ook Porlock Weir is een dorp waar nog van alles georganiseerd wordt. Zo is er ieder jaar een Weir-fest, een zomerfeest, en wellicht doen ze er zelfs aan Morris dancing, of komen er jaarlijks groepen langs die deze oude volksdans beoefenen, maak ik op uit een schilderij in de pub. In oktober is er een wandelweek.

zaterdag 5 oktober 2024

Bij Dickens in Bath

Dickens' Corner in de Sarecen's Head, met bier met theesmaak, wat niet te drinken is.

Een goede kennis van Ada Lovelace is Charles Dickens. Zij kunnen elkaar ontmoet hebben in Londen, maar ook in Bath, waar de schrijver in de lente van 1835 verblijft. Hij huurt er een kamer in de Sarecen's Head in Broad Street.*

Hij is hier dan als jong parlementair verslaggever maar begint er ook aan het schrijven van zijn eerste roman The Pickwick Papers, Nieuw is dat de roman verschijnt in maandelijkse afleveringen, vanaf 31 maart 1836.

De andere hoek van de Dickens' Corner.

Ook na 1835 komt Dickens nog vaak in Bath, onder andere in 1840 wanneer hij zijn vriend Walter Savage Landor bezoekt op 35 St James's Square. Een gevelsteen herinnert daaraan.

Het hoofdpersonage in The Pickwick Papers zou geïnspireerd zijn op Moses Pickwick, een koetsier van een postkoets op de route Londen-Bath, die later de eigenaar wordt van de pub Hare & Hounds in het dorp Pickwick vlak bij Bath. De pub, uit de 17e eeuw, bestaat nog steeds. Moses Pickwick uit Pickwick... dan vraag je je af: wie of wat was er eerder? De postkoets is hét vervoermiddel in die dagen en Dickens maakt er vaak gebruik van.

Ook op de pakjes Pickwick-thee van Douwe Egberts staat een postkoets afgebeeld. Hoe komt dat zo? De thee bestaat vanaf 1937. De vrouw van de toenmalige directeur was erg gesteld op het werk van Charles Dickens en vooral op zijn eerste roman The Pickwick Papers. Na het lezen van dat boek stelde ze de naam Pickwick voor als merknaam voor de thee. Een koets uit het boek van Dickens werd daarbij verkozen tot beeldmerk.

* Het is de oudste pub van de stad, gebouwd in 1713.

zondag 22 september 2024

De Fairytale Tunnels – South West Coast Path (59)

De boog, voordat je bij de tunnels komt.

Als je voorbij die geheimzinnige poort bent, met torentjes en gebeeldhouwde vogels, merk je dat het pad verandert. Het kronkelt tussen de bomen door. Tot je bij een cove komt, een inham, met het kerkje van Culbone. Daarna kronkelt het weer verder. En net voor Porlock Weir komt er nog iets dat opvalt: tunnels. Eerst een boog en dan twee tunnels. Met daarvoor en daarna hoge muren. Die houden de grond tegen waarboven bomen groeien. Dat is aan de landzijde. En over de tunnels loopt dat door, dat landschap met die bomen, stapsgewijze naar beneden, met daartussendoor allemaal kronkelpaden, tot aan de zee. Die tunnels zijn de Fairytale Tunnels, weet ik na een mailtje aan The Bottom Ship Inn. Ze horen bij een landgoed, met een landhuis dat hier gestaan heeft, Ashley Combe House, gebouwd in 1799, voor Peter King, 7th Baron King, de zevende baron King. Hij woont hier tot zijn overlijden, in 1833.

Ashley Combe House.

Ashley Combe House is dan nog beperkt van afmetingen. Dat verandert als Ada Byron hier komt wonen, in 1835, wanneer zij trouwt met Kings oudste zoon, de ingenieur William King. Ada Byron is de dochter van Lord George Gordon Byron, beter bekend als de dichter Lord Byron. Deze mensen verkeren in de hoogste kringen, onder meer aan het Britse hof. In 1838 wordt William King tot graaf gemaakt: 1st Earl of Lovelace. De titel is door Ada gekozen, aangezien zij een afstammeling is van de baronnen Lovelace of Hurley, een titel die is uitgestorven in 1736. Door haar huwelijk met William wordt Ada gravin: Countess of Lovelace.

Ada Lovelace (1815-1852).

Toch wordt Ada Lovelace, onder haar nieuwe naam, vooral bekend als wiskundige. Zij kan gezien worden als 's werelds eerste computerprogrammeur: voor de door Charles Babbage ontwikkelde 'Analytical Engine' (analytische machine), een voorloper van de computer, schrijft zij het eerste computerprogramma. Zij wordt slechts 36 jaar oud maar is nog niet vergeten, want op 10 december 1980, haar 165e geboortedag, neemt het Amerikaanse ministerie van Defensie een programmeertaal in gebruik die haar naam draagt: Ada.

De 'Analytical Engine'.

Met haar huwelijk brengt zij een flink kapitaal mee, waarmee Ashley Combe House aanzienlijk wordt uitgebreid en verbeterd en omgetoverd tot een huis in Italiaanse stijl, zoals de huizen die je tegenkomt rond de Italiaanse meren, met een klokkentoren. Om het huis worden terrastuinen aangelegd, met daartussendoor een ingewikkeld labyrint van paden en opritten – ingewikkeld als de taal van het programmeren. Er worden duizenden bomen aangeplant, van overal vandaan: 100.000 bomen van het landgoed van William in Schotland, een ceder uit Libanon, en verder cipressen, eiken en kurkeiken, lariksen, appelbomen, bermudaceders en andere soorten. Verspreid tussen de bomen worden in de vorm van folly's decoratieve torentjes en bogen gebouwd. Van dit sprookjeslandschap zal ook de geheimzinnige poort deel hebben uitgemaakt.

De geheimzinnige poort.

De tunnels zijn bedoeld voor de leveranciers, die daardoor naar de leveranciersingang van het huis worden geleid zonder dat de bewoners van het huis ze hoeven te zien. Voor de bouw ervan worden Zwitserse ingenieurs ingezet.

Ondanks de grondige renovatie houdt het huis wel een probleem met de watervoorziening. Daarom laat William bij de rotsachtige kust een badhuisje bouwen, waar alleen Ada toegang toe heeft, via geheime paden en trappen die in het klif zijn uitgehouwen. 

Naschrift: Ashley Combe House wordt in 1974 gesloopt, nadat het ernstig in verval is geraakt. Van het hele complex zijn alleen nog wat overwoekerde ruïnes over. Nog helemaal intact is de oude tolweg, met tolhuis en tolpoort. Naast de twee tunnels waar je doorheen komt als je het South West Coast Path loopt, moeten er nog veel meer zijn. Veel tunnels zijn ingestort of afgesloten.

Meer lezen over Ashley Combe House, zijn bewoners en de tunnels? Ga dan naar de volgende links:

https://porlockholidays.co.uk/Ashley-Combe 

https://www.mineheadonline.co.uk/ashley.htm

https://southwestcoastphotos.com/photo_16431062.html

https://www.theguardian.com/environment/2023/nov/01/country-diary-a-calculated-garden-thats-still-thriving

https://www.exmoorher.co.uk/Monument/MSO7970

vrijdag 13 september 2024

woensdag 4 september 2024

Van Lynmouth naar Porlock Weir III – South West Coast Path (57)

De omgekeerde tocht is mooi om mee te beginnen, verstandig ook, omdat we van vooral hogere gedeeltes bij Lynmouth naar lagere gedeeltes bij Porlock Weir lopen, en je op de tweede helft vaker onder de bomen loopt, en dat is lekker als het warmer wordt in de middag.

Het is een lange tocht met veel afwisseling. Officieel 19,5 kilometer (12,1 mijl). Wij meten 20,85 km. Waarover we 6 uur, 42 minuten en 59 seconden doen. Het totale aantal meters geklommen in de hoogte is 987. Tegenover 978 meter in de laagte. Het is 22,2 graden Celsius en als alles klopt zijn er 2294 calorieën verbrand en zijn we 2418 ml vocht verloren. Het is fijn dat Wilma zo'n horloge omheeft waarop we dat allemaal kunnen zien.

Een kilometer of vijf na het begin komen we bij een waarschuwingsbord. Maar het pad is niet afgesloten, dus betreden we het, op eigen risico.



Er zijn hier aardverschuivingen geweest, waarbij hele stukken land in zee verdwenen zijn. Je kan het je goed voorstellen, als je ziet hoe steil het is. Ze hebben het opgevuld met puin. Dat moet uit helikopters gestort zijn. Daarover zijn weer paadjes gemaakt. Het ligt wel vast. Echt gevaarlijk is het niet, maar we zijn blij als we hier voorbij zijn.

Foreland Point Lighthouse.

Op het eind van de puinstortingen is er opeens een vuurtorentje. Dat is altijd leuk. En dan begint het bos.






We komen door een poort die zo in de boeken van Harry Potter had kunnen voorkomen, met torentjes en gebeeldhouwde vogels erop. Het lijkt de toegang tot een landgoed. Er is niets over te vinden, niet in het boekje van Paddy Dillon en ook niet op het wereldwijde web. Hij is er gewoon en wie weet hoelang-ie daar al staat, hij moet oeroud zijn, die poort.

De poort waarvan we de naam niet weten, of waar hij bij hoort. Dat maakt voor het
koninginnekruid (Eupatorium cannabinum) niet uit, het groeit er gewoon bovenop. 

In Culbone worden we verrast door een piepklein kerkje, ook al zo oud. Piepklein, omdat er maar plaats is voor 32 kerkgangers, en oud, omdat het uit de 13e eeuw stamt. Naast de ingang is een doopvont, dat er ook al bijna duizend jaar staat. Mooi bedacht, die plek, voor als je hier voor het eerst naar binnen gaat, als kind. 




Het kerkje is gewijd aan de heilige Beuno. Het plaatsje Culbone zelf moeten die paar huizen zijn aan het eind van de oude begraafplaats. De enige toegangsweg naar het kerkje is het voetpad vanaf Porlock Weir. Dat is nog een wandelingetje van twee mijl. Daar komen we door de mooiste 'toegangspoort' het plaatsje binnen waar we vanochtend zijn vertrokken. We zijn gelijk thuis.

De mooiste aankomstplek, tussen The Bottom Ship Inn (links) en het Porlock Weir Hotel (rechts).